Jan (28 jaar) is een man die al enkele maanden op de afdeling voor personen met psychoses verblijft. Er waren in de wandelgangen al klachten van medepatiënten dat Jan eten uit de keuken zou stelen.

Ik ben op dienst aangekomen en ik zie dat Jan een zetel uit de living van de leefruimte aan het verplaatsen is. Hij gaat ermee naar achter in de tuin. De tuin komt uit op de parking, dus ik vermoed dat Jan de zetel in zijn wagen heeft gestoken. Enkele minuten later komt hij terug in de leefruimte. Ik vind dat dit gedrag echt niet kan en ik beslis om hem aan te spreken. Ik weet dat dit gevaarlijk kan worden, dus ik ben op mijn hoede. Ik let erop dat ik hem zeker niet beschuldig.

Ik stap naar Jan toe en ik zeg hem dat ik gezien heb dat hij met de zetel van de living achteraan in de tuin liep. Ik vraag hem of hij die zetel in zijn wagen heeft gestoken. Hij zegt dat het niet het geval is. Ik zeg hem dat ik met hem naar zijn wagen wil stappen en vraag of hij meegaat. Tot mijn eigen verbazing zegt hij ‘ja’. Op weg naar zijn wagen zegt hij me dat hij de zetel in zijn huis wou zetten om te zien of die paste. Hij zou die zetel wel teruggebracht hebben.

Aangekomen aan zijn wagen zie ik inderdaad de zetel liggen in zijn koffer. Ik vraag hem de wagen te openen en ik zeg hem dat ik de zetel wel zal terugbrengen. Hij wil het zelf wel doen, maar ik weiger en zeg dat ik het liever zelf doe.

Hilde, Sociotherapeut, psychiatrisch ziekenhuis

Bespreking geweldbeheersing

Dit is een mooi voorbeeld van een potentiële geweldsituatie die door het professioneel handelen van de begeleidster wordt voorkomen. Een escalatie van het conflict is hier mogelijk omdat het gedrag van de patiënt niet toelaatbaar is in de context van het ziekenhuis. Dus deze situatie kan gemakkelijk ontaarden in een regelrechte geweldsituatie.

Het professioneel handelen bestaat eruit om eerst en vooral contact te maken met Jan (ik stap naar Jan toe). De begeleidster zegt wat ze gezien heeft, zonder oordeel of verwijt. Zo kan je uitgaan van wat je gezien hebt. Ze kiest er wel voor om de confrontatie aan te gaan. ‘Ik weet dat ik gezien heb en ik wil dat controleren’. Hier wordt opnieuw het belang getoond van het contact maken. De begeleidster vraag de patiënt om mee naar de wagen te gaan, waardoor ze de samenwerking met de patiënt probeert te bevorderen. Dat lukt en ze schrikt er zelfs van. Op weg naar de auto wordt het contact verder gezet en dat is eigenlijk heel belangrijk. De begeleidster is niet beoordelend, maar wel duidelijk. Ze wil dat die zetel terugkomt.

De patiënt doet in mijn ogen nog een poging om te herstellen: hij is bereid om de zetel zelf terug te zetten. Ik veronderstel dat de begeleidster het niet helemaal vertrouwd en het daarom zelf wil doen. Toch is zo’n herstel belangrijk. Misschien kan hij de vloer eens extra dweilen of de zetel eens stofzuigen, ik zeg maar iets.

Verbanden met deze situatie:

  • Het belang van contact
  • Gesprek voeren tijdens een conflict
  • Gesprek voeren na het conflict